Er staat voor vandaag een klauterdag op het programma, met flinke rotspartijen. Voor vanmiddag is er regen voorspeld. Alleen al de gedachte om over natte, gladde rotsen te moeten klauteren, bezorgt me kippenvel. Dus gaan we al met zonsopkomst op pad, in de hoop voor de regenbui bij de volgende hut te zijn.
We beginnen met een klim, steil de berg op. Achter ons worden de hut en tentjes van Petra Piana kleiner. Omhoog gaan we, de rotsige kam op. Rechts van ons spotten we Lac de Rinoso, een klein bergmeer. Verder lopen we, richting de grijze wolken. De wereld om ons heen wordt grijzer en kleiner. De twee andere bergmeren die ons voor vandaag beloofd waren, Lac de Melo en Lac de Capitello, zijn onzichtbaar.
De mist en wind maken het koud. Het pittige klauterterrein vraagt veel van me: ik moet me blijven concentreren en goed kijken waar ik mijn voeten neer zet. Regelmatig heb ik ook mijn handen nodig. Een enkele keer gesp ik zelfs mijn stokken aan de rugzak, zodat ik beide handen vrij heb voor een flinke klauterpartij.
Door de kou pauzeren we niet. Mijn concentratie wordt er niet beter op. Voort maar weer. Ik duw mezelf omhoog door een spleetje, mijn handen ietwat achter me. Eén been omhoog, de andere erbij. Ik buig voorover... Mijn rugzak schuift met een ruk over mijn rug richting mijn hoofd. Boem. Plots lig ik vol met mijn gezicht in het steengruis, mijn armen langs mijn lichaam, als een gekapseisde pinguin. Shit!
Beduusd blijf ik een paar seconden liggen, om daarna langzaam overeind te komen. Met trillende handen voel ik aan mijn neus, die nog heel lijkt. Vervolgens doe ik mijn bril af, waar nat zand aan kleeft. Jacob staat als reddende engel naast me en reikt me de waterfles aan. Ik spoel mijn bril schoon. In de hoek prijken enkele lelijke krassen. Ik baal ontzettend. Om sieraden geef ik niets, maar mijn bril is goud waard.
Hoewel het natuurlijk veel erger had kunnen uitpakken, vervolg ik in mineur de tocht, mopperend op mezelf. Dombo. Sukkel. Zelfoverschatter. Voort maar weer, door de mist over de kam. Pokkeweer. Roteiland. Doen we hier nou al die moeite voor? Daarna een afdaling vol stenen. Langzaam krijgen we weer meer zicht. Dan blijkt het hier toch mooi. Binnenin mij begint het weer zachtjes te zingen.
Als we rond 14.00 uur bij de hut aankomen, zit het binnen al vol met mensen. Het is er heerlijk warm, de ramen zijn beslagen. Samen met Nico en Erwin zitten we aan tafel, met een glaasje rood erbij. Buiten begint het te regenen. Pas drie uur later komen een vader en dochter binnen, die 's ochtends net na ons waren vertrokken. Doornat, inkoud en heel moe. Voor hen was het écht afzien.
Etappe: een kleine 9 kilometer in 6 uur gaans, met 600 meter stijgen en 850 meter dalen
Reactie plaatsen
Reacties